zaterdag 26 december 2015

Het groot kerstverhalenboek


Een schitterend verhaal uit een kerstboek dat ik iedereen kan aanbevelen, Het groot kerstverhalenboek, met heel verschillende verhalen, columns, gedichten en recepten, in verschillende schrijfstijlen. Verhalen van meer dan dertig Nederlandse schrijvers, dichters en cabaretiers, o.a. Tommy Wieringa, Ernest van der Kwast, Ellen Deckwitz en Youp van 't Hek. Zijn kerstverhaal kun je hieronder lezen om alvast in de stemming te komen, of  te blijven. Tweede Kerstdag is al bijna voorbij....


Hij had geen geld, geen buitenhuis, geen astronomische tantième of een andere roversbonus. Hij had ene klas et vijfentwintig moeilijk opvoedbare kinderen, Of er veel Marokkanen bij zaten? Dat vroegen ze uiteraard wel. En daarna kotsten ze hun onvervalste racisme over de kersttafel.
Het kerstdiner
Waarom hij het jaarlijkse kerstdiner bij zijn schoonouders zo haatte? Omdat hij het een hypocriete poppenkast vond. Een slechte uitvoering van Festen. Ieder jaar als hij dronken thuiskwam, verzekerde hij zijn vrouw dat het nu echt de laatste keer was geweest. En als zij dan zei dat zolang haar ouders nog leefden hun gezin daar op eerste kerstdag zou dineren, dreigde hij dat hij zijn schoonouders persoonlijk om zou brengen. Pijnloos en hygiënisch.
Aan die ouders van haar lag het overigens niet. Oude, uitgedoofde mensjes van bijna negentig, die vooral genoten van de tafel vol familie. Haar zussen waren ook het probleem niet. Burberrydom noemde hij ze steevast. Ze zaten tot hun nek in hun sportclubjes en dat was dan ook hun enige gespreksonderwerp. Scheidsrechters, barcommissies, slechte coaches, het drankprobleem van de jeugd et cetera. Al twintig jaar hetzelfde gesprek. Uren knagen aan volledig afgekloven botjes.
Nee, het waren zijn zwagers die ervoor zorgden dat hij de bijeen-komst steeds meer haatte. Drie mannen, een makelaar, een bankier en een consultant, die met hun grote bekken uitsluitend over geld spraken. En dan niet over de prijs van een pak melk of een half ons soepvlees, maar over bonussen, salarissen, gouden handdrukken, fiscale trucjes, afgevulde vastgoedjongens et cetera. Het zogenaamde grote geld. En dan ook nog over hun huizen in Frankrijk en Italië, hun briljante kinderen op het Luzac, hun uitjes naar een Schotse golfbaan en hun vakanties in Dubai of iets dergelijks. Hij haatte de stellige manier waarop ze de wandaden van grootgraaiers verdedigden en hij kon de uitdrukking it’s all in the game niet meer horen. Het viel hem ieder jaar op dat ze alle drie uitsluitend met zichzelf in gesprek waren. Ze wilden stuk voor stuk per se hun verhaal kwijt. Liefst met volle mond.
Hij probeerde nog wel eens iets over een intrigerend boek, een bijzondere film of een mooi pianorecital te zeggen, maar al gauw ging het over de oplage van het boek, de opbrengst van de bewuste film en de gage van de pianist. Geld, geld en nog eens geld. En hij werd door hen weggelachen. Niet officieel, maar binnensmonds. Hij had geen geld, geen buitenhuis, geen astronomisch tantième of een andere roversbonus. Hij had een klas met vijfentwintig moeilijk opvoedbare kinderen. Of er veel Marokkanen bij zaten? Dat vroegen ze uiteraard wel. En daarna kotsten ze hun onvervalste racisme over de kersttafel.
Maar dit jaar was het anders. De makelaar had sinds eind april geen steen meer verkocht en het geld waar hij op had moeten teren had hij ooit in IJsland geparkeerd. De bankier was verpulverd en ontslagen in dezelfde kredietcrisis en de consultant zat eigenlijk al een jaar werkloos thuis. Niemand stonk meer in zijn praatjes. Al gauw ging het gesprek over het verhuren van de vakantiehuizen (‘Je wilt ook wel eens ergens anders naar toe!’), de verkoop van het tweede autootje (‘Het milieu’) en de afgezegde wintersport (‘Sneeuwmoe’). Al gauw spraken de vrouwen hun dronken mond voorbij en bleek alles wat ze nog hadden beleend te zijn. Dus eigenlijk hadden ze niets.
Op een gegeven moment nam de oude vader, die de gesprekken niet echt gevolgd had, het woord en vertelde dat moeder en hij negentig procent van hun vermogen in de loop der jaren aan goede doelen hadden geschonken. Hij zag dat als zijn maatschappelijke plicht. Waarop de hele tafel riep dat dat heel goed was. Hij zag hoe ze zich verbeten. De laatste strohalm was voor hun voeten weggemaaid.
Aan het eind sprak hij de hoop uit dat zijn schoonouders wel honderdtwintig mochten worden, zodat ze nog heel vaak zo genoeglijk met elkaar konden dineren. Toen hij thuiskwam, lachte hij naar zijn vrouw: ‘Het was ouderwets gezellig en volgens mij wordt het de komende jaren alleen maar gezelliger.’

Reserveer hier Het groot kerstverhalenboek in onze catalogus.

Geen opmerkingen: