zondag 13 januari 2019

Taal zonder mij

Een boek dat ik eindeloos kan lezen: Taal zonder mij. Alleen al de titel vind ik geheimzinnig, poëtisch. Natuurlijk poëtisch, want het is een citaat van Herman de Coninck, die niet dit boek schreef, maar over wie het wel gaat.

Zijn weduwe, Kristien Hemmerechts, spiegelt over haar leven met Herman, zijn poëzie, zijn persoon. Zij is in dit boek ook poëtisch; en zeer eerlijk over hem, over haar, over hen. Zeker ook onderkoeld grappig, net als Herman dat kon zijn in zijn gedichten en zijn proza. Zoals veel van zijn gedichten mij raken, raakt ook dit boek. Het is haar boek geworden, én dat van hem.

Kristien Hemmerechts laat op vernuftige wijze veel poëzie van Herman voorbijkomen en belicht veel aspecten van Hermans persoon: zijn verslavingen, zijn verlegenheid, zijn afhankelijkheid van vrouwen, zijn humor, zijn fijngevoeligheid, zijn angst voor verdriet, zijn lastige relatie met zijn moeder, zijn verwaarlozing van zijn gezondheid. Maar dat alles wordt teveel voor deze bespreking. Ik licht een paar aspecten van hem en zijn poëzie uit dit rijke boek.

Herman was een ster in onderkoeld registreren hoe het leven, hoe hij zelf in elkaar zat, lees hier bv. op p. 48 de dichtregels:

Ik herinner me vooral mij. Hoe ik ineens één
vrouw had in plaats van nu eens deze dan die
….….
en dat ik te jong was om zoveel ineens te krijgen.

Op p. 58 zegt hij over de schoonheid van blad in november:
….
vergeten te kijken
vergeten gelukkig te zijn. 

Het ging ook vaak over weinig en veel, langzaam leven, onthechting bv. op p. 110 schrijft Kristien Hemmerechts:‘Terwijl hij in vroege gedichten trots zijn eigen naam opnam, verdwijnt hij in zijn latere bundels geleidelijk’. Bijvoorbeeld in deze regels:

Zonder ik, zonder onderwerp 
Leeg gedicht. Taal zonder mij. Betekenis. 

De Coda, van p. 117-149, is echt een stuk van Kristien Hemmerechts, deels in de vorm van een brief aan Herman een jaar na zijn dood. Over hoe alles is verder gegaan zonder hem, met de kinderen, het tijdschrift, de afwikkeling van alles wat je moet doen na iemands dood. Liefdevol en ook humoristisch bv. ‘Je begrafenis was zo prachtig. Je had erbij moeten zijn!’ en: ‘Ik moet bekennen dat ik de rododendrons heb verplant.’ Soms praat ze net als Herman: ‘Ik ga niet zo vaak naar je graf, hoor. Je bent er nooit.’ En laconiek: ’Zo eindigt een leven. In een doos.’ Maar ook ontroerend: ‘Hoe dood je ook bent, ik voel je in je huis, je kinderen, in mij.’ En: ‘Er valt zo weinig te zeggen over verlies, rouw, pijn. Dat het pijn doet, soms letterlijk lichamelijk, zodat je een pijnstiller zou willen slikken.’ 

Ze beschrijft Hermans manier van werken o.a. op p. 143: ‘Hij heeft altijd regels geschrapt, in ander gedichten ondergebracht, opnieuw geschrapt, opnieuw in een gedicht uitgeprobeerd…. Gedichten schrijven is een kwestie van geduld, van wachten tot beelden rijpen, tot beelden ontdekken bij welke andere beelden ze willen horen. Je moet ze laten rusten zoals je wijn moet laten liggen, je moet geconcentreerd naar taal luisteren zoals Witte Veder zijn oor tegen de grond legt. Soms draag je regels en beelden jaren met je mee vooraleer het gedicht wordt geschreven waarin ze horen, thuis willen zijn’.

Prachtige woorden voor iedereen die, lezend of schrijvend, houdt van poëzie.

Miriam Janssen
www.detalentuin.nl

Geen opmerkingen: