donderdag 8 januari 2015

De jongen die zijn vader zocht

Alfie, zoon van Georgie en Margie Summerfield, wordt vijf jaar op de dag dat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, en de dreiging hangt al een tijd in de lucht. Omdat vanwege de oorlog iedereen het feestje afzegt, blijft Margie zitten met teveel eten. ‘Ik kan het wel opeten’, zei Alfie die graag behulpzaam was. ‘Ha’, zei Margie, ’dat geloof ik graag. Jij bent een bodemloze put, Alfie Summerfield. Ik snap niet waar je het allemaal laat. Eerlijk waar niet.’ Georgie: ‘Hoe oud word je nou, zevenentwintig?’ ’Ik ben vijf’, zei Alfie. ‘O, vijf. Juist. Het lijkt wel of je hier al veel langer rondloopt’.

Dit is het begin van De jongen die zijn vader zocht van John Boyle.

Vier kerstmissen verder, als Alfie negen jaar is, en geen een verjaardagsfeestje meer heeft gehad, leeft hij al vier jaar alleen met zijn moeder, in armoede. Zijn vader heeft zich, net als vele anderen, vrijwillig als soldaat aangemeld en is naar Frankrijk vertrokken. ‘Echt, ik ben op tijd terug om voor kerst de gans te helpen vullen’, zei hij tegen Margie. Regelmatig komt er een auto door de straat met mannen in militair uniform. Alle deuren gaan open en de vrouwen wachten angstig af bij wie ze naar binnen gaan, altijd met een slechte melding over een zoon of een echtgenoot. De school wordt nu bestierd door oude mannen, die niet meer in dienst kunnen.

De eerste tijd schrijft Georgie nog brieven, verslagen van wat hij allemaal meemaakt. Dan hoort Alfie niets meer. Zijn moeder vertelt hem dat zijn vader op een geheime missie is voor het Koninkrijk, en dat hij daarom niet mag schrijven. Maar Alfie vindt brieven onder zijn moeders matras, die gruwelijk van toon zijn geworden, en later verward. In de stilte daarna denkt Alfie dat zijn vader dood is, maar  dat zijn moeder dat niet wil vertellen.

In zijn vrije tijd ‘draagt hij zijn steentje bij’ aan de huishouding. Hij vult stiekem de portemonnee van zijn moeder bij met geld dat hij verdient door schoenen te poetsen op King’s Cross Station. De schoenpoetsuitrusting komt uit het huis van meneer Janacek en Kalena, Alfie’s schoolvriendinnetje. Omdat zij uit Oost Europa komen, horen ze bij de groep  ‘Personen met een bijzondere status’ en worden al snel door de regering geëvacueerd naar het eiland Man. Op het station ontmoet Alfie allerlei heren die hun schoenen laten poetsen en die soms  belangrijke personen blijken te zijn. Zoals minister president  Lloyd George (‘Alfie kon nauwelijks geloven dat hij zojuist een paar schoenen had gepoetst dat straks voor de koning zou staan’) en dokter Ridgewell, die werkt in een ziekenhuis. Deze verliest op een dag zijn papieren en Alfie verzamelt ze. Op een ervan treft hij de naam aan van zijn vader, en de naam van een ziekenhuis:  East Suffolk & Ipswich Hospital. Alfie besluit zijn vader op te zoeken, een hele toer voor zo’n jongetje.

In het ziekenhuis treft hij mannen aan die weerzin wekken en meelij. Soms missen ze ledematen, maar vaker hebben ze vreemde wanen. Ze zijn bv. doodsbang van het geluid van een fluitketel, stotteren, zien er stokoud  uit. Een daarvan is zijn vader, die hem eerst niet herkent. Van dokter Ridgewell hoort hij over ’shellshock’, de geestesziekte waarmee veel militairen – ook zijn vader - terugkomen. Het ziekenhuis moet hen oplappen om weer terug te  kunnen naar de oorlog. Alfie ontvoert zijn vader terug naar huis, omdat hij gruwt van de situatie in het hospitaal, en zijn vader heeft gefluisterd: ‘Naar huis’, De reis, het lawaai op de stations, het missen van de vertrouwde ziekenhuisomgeving, alles is een nachtmerrie voor vader Georgie met zijn oorlogstrauma’s, zodat de kidnapping een slecht idee lijkt. Maar uiteindelijk komt het goed!

Het bijzondere van dit boek is het kindperspectief op de oorlog, alles wat Alfie vanzelfsprekend vindt, niet begrijpt, moet onderzoeken. Dat maakt het ook spannend. De stijl is laconiek en geestig, waardoor de gruwelijkste situaties ook iets ontroerends krijgen.

Alle personages zijn geloofwaardig , levend en geestig neergezet: de figuren van Alfie (een vroegrijp slim ventje), zijn oma (’haar op de tanden’), Joe, de jeugdvriend van zijn vader (dienstweigeraar en daardoor mikpunt van agressie en pesterij), meneer Janacek (de winkelier met zijn altijd gepoetste schoenen ) en Kalena (die minister president wil worden; nee, niet de vrouw-van), mister Asquith (het paard dat hoort bij de melkkar waarop zijn vader rijdt). Alfie’s vader en moeder zie je in het begin als twee jonge ouders die gek zijn op elkaar en die hun zoon warm en humorvol opvoeden. Later verandert Margie in een prikkelbare, altijd bezorgde vrouw, zijn vader in een zombie.

Het enige dat ik minder vind aan dit grappige, ontroerende, verontrustende boek is de vertaling van de titel. De Engelse titel is: ‘Stay where you are and then leave’, een zin die een paar keer betekenisvol voorkomt in het verhaal. Dat dit  ‘De jongen die zijn vader zocht’ moest worden, berust waarschijnlijk op commerciële motieven. De bestseller van John Boyne over de tweede wereldoorlog heette nl. ‘De jongen in de gestreepte pyjama’.

Miriam Janssen

Geen opmerkingen: